architectuur portfolio
klik hier voor mijn volledige portfolio:
NED
download hier mijn
afstudeerpresentatie
“NDSM theatre, performance driven design for a building for the performing arts.” In dit afstudeerproject is
ingegaan op de vraag hoe de uitwerking van een complex programma antwoord kan geven op de functie eisen, gewenste gebruikerservaring
en stedelijke inpassing. Door middel van simulaties is de optimale verdeling van functies t.o.v. elkaar en de omgeving gevonden, waarna
het geheel is uitgewerkt tot een architectonisch uitdagend gebouw. Het ‘ervaren’ en het ‘functioneren’ van het
programma, gebruikers en omgeving stond hierbij centraal.
Door middel van relatiediagrammen zijn alle verschillende aspecten van het gebouw en de omgeving in kaart gebracht, waarna een simulatie de
optimale plaatsing van de functies onderling en op de locatie heeft aangegeven. Dit is een zogenaamde ‘bottom up’ aanpak.
Daarna kon met architectonisch in-grijpen het gebouw vormgegeven worden, wat een ‘top down’ aanpak wordt genoemd.
Het resultaat was een complex bouwwerk, een architectonische sculptuur, waarbij functionaliteit, de ervaring en zichtlijnen contraal stonden.
Het idee achter een performative proliferation (functionerende/presterende vermenigvuldiging) is dat het
mogelijk is om met één ontwerpcomponent een volledig zelf ondersteunend en visueel interessant bouwwerk
ontworpen kan worden. Door gebruik te maken van materiële eigenschappen, zoals sterkte en buigzaamheid, is het mogelijk
een component te ontwerpen. Als meerdere componenten aan elkaar worden geschakeld (proliferation) volgens een bepaalde
logica (bijvoorbeeld door gebruik te maken van parameters m.b.t. openingen en buigingen), kunnen interessante zelfdragende
constructies worden ontwikkeld, welke ook architectonische waarden hebben. Tijdens deze ontwerpstudio binnen het curriculum van Hyperbody
aan de TU Delft is er onderzoek gedaan naar bovenstaande componenten. Studenten maakten op een onderzoekende wijze hun
eigen component, onderzochten deze op sterke en zwakke punten, verbeterden het, en vertaalden het tot architectuur.
Er werd gebruikt gemaakt van één materiaal, één (parametrische) regel, en één type verbinding om de
architectonische constructie te maken. Het is een nieuwe manier om naar duurzaamheid en ontwerpen voor de toekomst te kijken.
Het gebruikte component bij inflatophilia was een ribbenkastelement uit plastic en rubberen ballonnen, waarbij de statische kwaliteiten van
het plastic met de rekbare kwaliteiten van de ballon werden gecombineerd tot sterke en lichte bouwstenen.
De gecreëerde installatie moet een toevluchtsoord zijn van de dagelijkse sleur.
Het paviljoen van ‘Odyssey’ moet de bezoeker het gevoel geven dat hij in een ander universum is beland,
waar men verbaasd zijn en enthousiast worden bij alles wat niet gewoon lijkt. De installatie staat als een ruig uitziend, buitenaards object in zijn omgeving.
Oorspronkelijk ontworpen met een spiegelfaçade aan de buitenzijde, waardoor het de omgeving reflecteert naar de bezoeker.
Het gebouwde Odyssey paviljoen prototype is een grote constructie van zeven bij acht meter en vijf meter hoog.
Het bouwen ervan was een ware uitdaging voor de studenten die nog nooit verder zijn gegaan dan maquettes.
Er moest rekening gehouden worden met bezoekers welke in de constructie zullen gaan hangen of erop gaan zitten.
Daarnaast moet de constructie ook veilig kunnen bewegen.
Het prototype is opgebouwd uit aluminium liggers en met elkaar verbonden door unieke flexibele knooppunten, gemaakt uit afgekeurde autobanden.
Vier liggers zijn vervangen door 6000N pistons om zo de veranderlijke constructie te kunnen maken.
De bewegende vloer is gemaakt met 40 servomotoren en een speciaal ontworpen mechanisme om de vloer subtiel en in een golfpatroon omhoog te krijgen.
Foto’s door Tomasz Jaskiewicz en Aldo Hoeben.
Het ontwerp van het gebouw richt zich op de drie verschillende onderdelen binnen één gebouw.
Zo zal het een ‘raadhuis voor het volk’, een ‘raadhuis voor de gemeente’, en een ‘raadhuis voor de ambtenaren’ moeten zijn.
Op de begane grond is dit terug te zien als drie losstaande gebouwdelen binnen één gebouw.
Naarmate het gebouw hoger wordt, wordt de samengroeien en versmelting van de drie verschillende karakters steeds groter.
Hiervoor worden onder andere loopbruggen en balkonnen gebruikt.
Om het raadhuis als een solide functionaliteit over te laten komen is er gekozen om de drie samensmeltende blokken te materialiseren als één monoliet blok,
door gebruik te maken van zwart graniet. De open binnenruimtes zijn contrasterend open en licht en vormen een ontmoetingsplek voor bezoeker en ambtenaar.
Er wordt hier veel gebruik gemaakt van hout, wat een warmer karakter aan het gebouw geeft.
De open ruimtes kunnen gebruikt worden als expositie ruimtes voor lokale kunstenaars.
Door onder andere de brand in de faculteit van Bouwkunde (13 mei 2008) is het ontwerp nooit verder uitgewerkt dan een voorlopig ontwerp.
De nieuwe kas in de Hortus Botanicus moet de bijzondere ‘Victoria Amazonica’ gaan huisvesten,
een waterlelie waarvan de bladeren tot drie meter in diameter kunnen groeien.
Naast de ontwerplocatie is de sterrenwacht van de Universiteit van Leiden gelegen.
Het doel in deze ontwerpstudio was om de architectonische kwaliteiten van de sterrenwacht te combineren met de karakteristieken van een kas.
Dit is vertaald door een glazen fluïde en asymmetrische kas te laten groeien uit monoliete ‘ruines’.
De twee contrasterende delen complimenteren elkaar door gebruik van materialen en vormgeving.
Het belangrijkste onderdeel in het ontwerp van de kas was de routing door het gebouw heen.
De kas is onderdeel van een rondwandeling over het terrein van de Hortus Botanicus.
Het gebouw is op een dusdanige wijze ontworpen dat er één logische manier van bewegen door het gebouw is,
waarmee alle belangrijke planten te zien zijn. Op een natuurlijke manier vindt de bezoeker zijn/haar weg door het gebouw.